Onderzoeksvoorstellen met dierexperimenten worden uiterst kritisch beoordeeld. De Hartstichting vraagt de experts om goed te kijken óf er geen alternatieven zijn voor de dierproeven en of het gekozen proefdier daadwerkelijk aansluit bij de patiënten waarvoor het onderzoek is bedoeld.
> Lees het standpunt van de Hartstichting over dierproeven
Vóórdat dierproeven mogen worden uitgevoerd, moeten deze getoetst worden door de Centrale commissie Dierproeven (CCD) (onderdeel van de Instantie voor Dierenwelzijn). Naast het projectvoorstel moet de onderzoeker ook een niet-technische samenvatting aanleveren. De CCD krijgt advies van een van de Dierexperimentcommissies (DEC).
De DEC toetst het onderzoeksplan op ten minste 15 punten. In Nederland zijn er 20 DEC's. De leden van de DEC hebben elk een eigen expertise.
Een DEC beoordeelt onder meer:
- deskundigheid van de onderzoekers
- of er alternatieven zijn voor het onderzoek met proefdieren
- welzijn (huisvestiging en verzorging) van de proefdieren
Ook maken DEC's een ethische afweging, namelijk of het belang van de proef opweegt tegen het leed van de proefdieren. Na deze toetsing brengt de DEC advies uit aan de CCD. De CCD besluit vervolgens wel of geen vergunning voor de uitvoering van het onderzoek te geven. Na afgeven van de vergunning publiceert de CCD de niet-technische samenvatting.
> Meer over proefdieronderzoek