In sommige gevallen krijgt het kind een pacemaker of ICD (inwendige defibrillator). Een pacemaker houdt het hartritme in de gaten en stuurt dit zo nodig bij als de hartslag te traag is. Een ICD bewaakt continu het hartritme en geeft een elektrische schok af bij een gevaarlijke ritmestoornis zodat het hartritme kan herstellen.
Om te voorkomen dat een pacemaker of een ICD beschadigd of ontregeld raakt, moet een kind voorzichtiger leven dan andere kinderen. Deze apparaatjes kunnen tegen een stootje, maar binnen bepaalde grenzen. Het kind moet oppassen dat het geen harde klap krijgt op de plaats waar de pacemaker of ICD zit. Het kan daarom beter geen sporten doen met veel lichamelijk contact, zoals boksen, rugby of ijshockey.
Gemiddeld gaat de batterij van een pacemaker of ICD 6 tot 8 jaar mee. Daarna moet het apparaatje vervangen worden via een kleine ingreep. De elektroden mogen meestal blijven zitten.